Nieuwe regel/wetgeving
Wetgeving
Wat verandert op 1 januari 2019?
Er veranderen een heleboel zaken op 1 januari. We zetten ze op een rijtje.
Kindergeld wordt Groeipakket
De kinderbijslag wordt omgevormd en heet voortaan Groeipakket. Het Groeipakket is het geheel van financiële tegemoetkomingen dat de Vlaamse overheid voorziet voor elk kind in elk gezin.
Meer info op www.groeipakket.be.
Hogere lonen
Zowat 440 000 werknemers die vallen onder PC 200 – goed voor ongeveer een derde van alle Belgische bedienden – zullen in januari een hoger bedrag vinden op hun loonbriefje. Hun loon wordt geïndexeerd, of aangepast aan de toegenomen levensduurte. De verwachte stijging bedraagt bijna 2,2 procent, het hoogste cijfer in jaren. Het gaat onder meer om bedienden in callcenters, toerisme, informatica en in de uitzendsector.
Niet alle sectoren voeren de indexering in januari door. De bouwsector indexeert bijvoorbeeld elk kwartaal, terwijl de metaalsector in juli indexeert.
Betaald Educatief Verlof wordt Vlaams Opleidingsverlof
Het Betaald Educatief Verlof verandert. Naast een naamswijziging – BEV wordt Vlaams Opleidingsverlof (VOV) – veranderen ook een aantal spelregels.
Zo heb je recht op 125 uur VOV als je voltijds werkt. Dit geldt voor elke opleiding die is erkend als ‘arbeidsmarktgericht’ en terug te vinden is in de Vlaamse opleidingsdatabank.
Pleegouders krijgen evenveel verlof als adoptieouders
Sommige voorwaarden voor adoptieverlof wijzigen. Nieuw is dat wie volgend jaar pleegouder wordt ook recht krijgt op evenveel verlof als adoptieouders. De regelgeving is zo voor beide situaties grotendeels gelijk.
Outplacement via VDAB
Vanaf 2019 moet een 45-plusser die geen outplacement krijgt, zich wenden tot de VDAB. In principe moet de werkgever nadat het ontslag is gegeven, de 45-plusser spontaan een outplacementbegeleiding aanbieden. Als dat niet gebeurt, moet de werknemer zich niet langer tot de RVA, maar wel tot de VDAB richten. De VDAB zal dan een outplacementtraject opstarten, als de werknemer aan de nodige voorwaarden voldoet.
Meer info vind je op de website van de VDAB.
Strengere voorwaarden SWT
De leeftijds- en loopbaanvoorwaarden om nog op SWT (brugpensioen) te kunnen gaan worden verstrengd. Wat al beslist is:
- Algemeen SWT 62 jaar: van 40 naar 41 jaar loopbaan vanaf 1 januari 2019. Voor vrouwen is het nog maar 35 jaar loopbaan in 2019, met elk jaar nadien één jaar erbij, tot 41 jaar vanaf 2025.
- SWT bedrijven in herstructurering of moeilijkheden: van 56 naar 60 jaar vanaf 1 januari 2019.
Het KB dat hier uitvoering aan geeft moet nog wel worden gepubliceerd.
Anciënniteitstoeslag oudere werklozen pas op latere leeftijd
Vanaf 1 januari 2019 wordt de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen nog maar toegekend vanaf 63 jaar in plaats van 62 jaar (behalve voor wie die al heeft). Vanaf 2020 pas vanaf 65 jaar.
OCMW’s verdwijnen
Vanaf 1 januari 2019 nemen de gemeentebesturen de bevoegdheden van de OCMW’s over en worden dus geen nieuwe OCMW-raden geïnstalleerd. Wel komt er een bijzonder sociaal comité dat de individuele sociale hulp behandelt. Hiermee komt een einde aan 222 jaar autonoom bestuur van het OCMW: een apart bestuur voor het ‘sociale’ naast het ‘gewone’ gemeentebestuur.
Optrekking belastingvrije som
Elke belastingplichtige kan genieten van een voordeel waardoor een deel van zijn belastbare inkomsten vrijgesteld wordt van belasting, de ‘belastingvrije som’. Momenteel is het bedrag van de belastingvrije som afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de belastingplichtige:
- standaard belastingvrije som: 4.095 euro;
- verhoogde belastingvrije som (voor wie een belastbaar inkomen heeft van maximaal 25.220 euro): 4.260 euro.
Vanaf 2019 (aanslagjaar 2020) zal er nog slechts één bedrag gelden voor alle belastingplichtigen. De belastingvrije som zal dan 4.785 euro bedragen. Dit is het bedrag vóór indexatie. Hoeveel de indexatiecoëfficiënt in 2019 zal bedragen, is nog niet bekend.
Aanpassing belastingtarieven
Hoe hoger het belastbaar inkomen, hoe hoger het belastingtarief waaraan het hoogste deel van het belastbaar inkomen belast zal worden. De tarieven zelf wijzigen niet in het inkomstenjaar 2019. Wel wordt de bovengrens van de tariefschijf van 40% opgetrokken van (nog te indexeren) 13.940 euro naar 14.330 euro. Dit betekent dat het belastbaar inkomen langer aan het tarief van 40% belast zal worden (in plaats van al onder de tariefschijf van 45% te vallen).
Optrekking fiscale werkbonus
De fiscale werkbonus is de fiscale tegenhanger van de werkbonus die we kennen in de sociale zekerheid. De sociale werkbonus is een vermindering van de RSZ-werknemersbijdragen (13,07%) voor werknemers met een (relatief) laag loon. De fiscale werkbonus wordt berekend als een percentage op de effectief genoten sociale werkbonus. Dit percentage bedraagt vanaf 1 januari 2019 33,14% (in plaats van de huidige 28,03%). Het maximumbedrag van de belastingvermindering wordt ook opgetrokken van 420 euro naar 500 euro per jaar (niet-geïndexeerde bedragen).
Nieuw huurdecreet in Vlaanderen
Wie vanaf 1 januari 2019 een woning huurt of verhuurt in Vlaanderen zal heel wat nieuwe regels moeten volgen. Nieuwe huurders zullen vanaf 1 januari drie maanden huur betalen als waarborg, in plaats van twee. Wanneer het huurcontract beëindigd wordt, zal de huisbaas dat geld van de waarborg binnen het jaar moeten terugbetalen. Als huurder wordt het makkelijker om een kort contract (minder dan drie jaar) op te zeggen. De huisbaas mag een huurovereenkomst van korte duur evenwel niet opzeggen. Discussies over wie welke kosten moet betalen, behoren ook tot het verleden. De Vlaamse regering heeft een officiële lijst gepubliceerd met kleine onderhoudswerken die betaald moeten worden door de huurder. Het nieuwe huurdecreet geldt voor alle huurcontracten die vanaf 1 januari 2019 worden gesloten. Voor bestaande contracten verandert er niets.
Collectief maatwerk
Op 1 januari 2019 treedt in Vlaanderen de regelgeving rond collectief maatwerk in voege. Die regelgeving is erop gericht om mensen met een arbeidsbeperking werk en ondersteuning op maat te bieden en zo mogelijk te laten doorstromen naar het reguliere circuit. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen maatwerkbedrijven die de inschakeling van doelgroepwerknemers als kerntaak hebben (zoals beschutte en sociale werkplaatsen) en maatwerkafdelingen (zoals invoegbedrijven) binnen gewone bedrijven die wel bereid zijn om mee te werken aan een socialere economie.
CM bericht: Vanaf 1 januari: nieuw getuigschrift van arbeidsongeschiktheid
Vanaf 1 januari 2016 wordt een nieuw getuigschrift van arbeidsongeschiktheid, ook bekend als het document ‘Vertrouwelijk’, in gebruik genomen.
Dit is het formulier dat je door je arts laat invullen om je ziekenfonds op de hoogte te brengen dat je om medische redenen niet kunt werken.
Wat verandert er?
Op het nieuwe getuigschrift van arbeidsongeschiktheid:
• is je arts verplicht om ook de waarschijnlijke einddatum van je arbeidsongeschiktheid te vermelden;
• moet je zelf bijkomende info invullen over je huidige beroep.
Op basis van deze informatie kan de adviserend geneesheer je situatie beter inschatten en je beter begeleiden doorheen je ziekteperiode.
Een belangrijk gevolg is dat je je ziekenfonds tijdig zal moeten verwittigen als je na de vermelde einddatum arbeidsongeschikt blijft. Daarvoor laat je opnieuw een getuigschrift van arbeidsongeschiktheid invullen door je arts, waarop je kan aanduiden dat het om een verlenging gaat. Dit attest moet je aan je ziekenfonds bezorgen binnen de 48 uur na de einddatum van je erkenning.
Wat wijzigt niet?
Het is nog steeds de adviserend geneesheer van je ziekenfonds die beslist of je arbeidsongeschikt wordt erkend. Meestal zal die zich hiervoor baseren op het voorstel van je arts. Maar hij kan er ook van afwijken in overleg met je arts of na een medische controle.
Daarnaast wijzigt er niets aan de aangiftetermijnen en de wijze waarop je je getuigschriften aan je ziekenfonds bezorgt.
Wat als ik nog dit jaar ziek word?
Als je arbeidsongeschiktheid dit jaar aanvangt en je doet hiervan in 2015 aangifte, gebruik je nog het huidige exemplaar zonder einddatum.
Wat als ik nu ziek ben en dit vermoedelijk nog in 2016 zal zijn?
Voor jou verandert er niets. Want, de nieuwe regelgeving is niet van toepassing voor lopende arbeidsongeschiktheden. Je blijft erkend in het huidige systeem en moet dus geen verlengingsattesten bezorgen.
Wat als ik volgend jaar ziek word?
Begint je arbeidsongeschiktheid in 2016, gebruik dan steeds het nieuwe getuigschrift van arbeidsongeschiktheid. Vanaf 1 januari zal je ziekenfonds immers enkel nog de nieuwe exemplaren aanvaarden.
Je kan het nieuwe getuigschrift hier downloaden. (CM)
Tijdig indienen
Het getuigschrift moet binnen onderstaande termijn - te rekenen vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid - worden bezorgd aan de adviserend geneesheer van je ziekenfonds.
Aangiftetermijn
- Bedienden 28 kalenderdagen
- Arbeiders 14 kalenderdagen
- Werklozen en andere personen die niet (meer) werken bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid (bv. interimarissen van wie het contract afloopt): 48 uur
- Onthaalouders die kinderopvang doen voor een over-koepelende organisatie zoals Kind & Gezin of een OCMW: 48 uur
- Na ontslag uit het ziekenhuis: 48 uur
Bij het hervallen:
- binnen de veertien kalenderdagen na de werkhervatting (tijdens het eerste jaar arbeidsongeschiktheid)
- binnen de drie maanden na de werkhervatting (vanaf het tweede jaar arbeidsongeschiktheid) 48 uur
01/09/2014: Wijzigingen wetgeving psychosociale risico's
Steeds meer werknemers worden geconfronteerd met chronische stress, een gevoel van uitputting, slechte sociale verhoudingen en/of een gebrek aan erkenning. Werkgevers van hun kant ontkennen of minimaliseren vaak de problemen.
Bij het vroegtijdig opsporen en het voorkomen van psychosociale risico’s spelen de overlegorganen (Comité PB, OR, overlegcomité in de openbare sector) een belangrijke rol.
Met de campagne ‘Voorkom psychosociale risico’s’ wil het ACV militanten en alle werknemers sensibiliseren voor de problematiek van de psychosociale risico’s. Tegelijkertijd wil het ACV er samen met de vakbondsafgevaardigden voor zorgen dat het voorkomen van psychosociale risico’s prioriteit krijgt binnen het Comité PB in alle ondernemingen, instellingen en administraties.
Psychosociale risico’s: nieuwe wetgeving vanaf 1 september 2014
Vanaf 1 september 2014 zijn er grondige wijzigingen in de wetgeving rond psychosociale risico’s. In de bestaande regelingrond klachten bij pesten, geweld en ongewenste intimiteiten wijzigen een aantal aspecten: de mogelijkheid om een forfaitaire schadevergoeding te vragen voor de rechtbank, de rol van vertrouwenspersoon wordt onverenigbaar met een mandaat als werknemersafgevaardigde of leidinggevende en opleidingen worden verplicht, de preventie adviseur dient op te volgen of zijn adviezen worden uitgevoerd en dient in bepaalde gevallen zelf de inspectie in te schakelen, hij dient zich niet langer uit te spreken of de vastgestelde feiten al dan niet pesten zijn, de preventieadviseur kan interventies weigeren indien hij van oordeel is dat de klacht manifest geen feiten betreft van pesten, geweld of ongewenste intimiteiten.
Ook voor àlle werknemers komen er vanaf 1 september wijzigingen. Zo kan voortaan elke werknemer die meent gezondheidsschade te ondervinden door psychosociale risico’s op het werk (los van pesten, geweld of ongewenste intimiteiten) de formele interventie vragen van een preventieadviseur psychosociale risico’s (van een externe preventiedienst). Deze dient de individuele vraag en de arbeidsomstandigheden van betrokkene te onderzoeken, in geval van collectieve aspecten de kwestie over te maken naar het collectief overleg in de onderneming, en in geval van individuele situaties een advies op te stellen en over te maken aan de werkgever.
Analoog is het ook mogelijk voor elke werknemer om een informele interventie te vragen van deze preventieadviseur. Anders dan bij klachten rond pesten, geweld en ongewenste intimiteiten is er in deze géén bescherming van de klagende werknemer tegen represailles van zijn werkgever of hiërarchie. Die zwakke onbeschermde positie van de betrokken werknemer noopt tot een weloverwogen aanpak met kennis van de concrete arbeidsverhoudingen in de onderneming of instelling. In geval van vragen rond collectieve aspecten komt de materie toch terecht in het ondernemingsoverleg.
Ook voor werknemersafgevaardigden in het comité PB wijzigt de regelgeving aanzienlijk. De bepalingen rond de verplichte risico-evaluatie inzake psychosociale aspecten werden sterker uitgewerkt en op diverse aspecten gewijzigd. Werknemersafgevaardigden kunnen voortaan vragen om een risicoanalyse van een specifieke situatie. Individuele vragen tot interventie met een collectief karakter worden eerst in het comité behandeld.
Om dit alles te regelen moet in alle Belgische ondernemingen en instellingen tegen 1 maart 2015 het arbeidsreglement worden aangepast.
Psychosociale risico's: waarover gaat het?
Psychosociale risico’s worden gedefinieerd als “de kans dat één of meerdere werknemers psychische schade ondervind(en) die al dan niet gepaard kan gaan met lichamelijke schade ten gevolge van blootstelling aan een arbeidsorganisatie waarvan de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsinhoud of de interpersoonlijke relaties op het werk objectief een gevaar inhouden.”
Deze definitie zal ingevoerd worden in de nieuwe wetgeving die in voorbereiding is. De huidige reglementering spreekt nog van psychosociale belasting.
Een woordje uitleg
Arbeidsorganisatie: alles wat in de onderneming in stelling wordt gebracht om de doelstellingen te bereiken. Concreet omvat de arbeidsorganisatie de arbeidsomstandigheden, de inhoud van het werk, de werkvoorwaarden en de interpersoonlijke relaties op het werk..
Psychische schade: relationeel leed op het werk, het gevoel uitgeput te zijn, gebrek aan zelfvertrouwen, in wenen uitbarsten op het werk, depressie, zelfmoordneigingen, (overmatig) gebruik van alcohol, medicatie (waaronder antidepressiva), ongecontroleerd agressief gedrag, verbaal geweld, pesterijen…
Lichamelijke schade: slaapproblemen, spierpijnen en pijnen in de gewrichten, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, maag- en darmklachten, regelmatige infecties, ...
Objectief gevaar: wanneer spreek je van gevaar in de arbeidsorganisatie? Het gevaar is reëel wanneer een bepaalde situatie (een organisatiemethode, een bepaald type arbeidsrelaties, …) schade kan toebrengen aan de psychische gezondheid van een of meer werknemers (met een eventuele weerslag op de fysieke gezondheid).
Voorbeelden:
Heel regelmatig werken met scherpe deadlines en weinig voorspelbare uurroosters kan leiden tot meer stress en (over)vermoeidheid, wat dan weer zijn weerslag heeft op de fysieke gezondheid.
Werken in permanent contact met personen die het moeilijk hebben (sociaal, gezondheidsproblemen) kan dan weer leiden tot emotionele uitputting en agressief gedrag.
Waarom een campagne over psychosociale risico’s?
Vakbondsafgevaardigden en militanten worden steeds vaker geconfronteerd met werknemers die het moeilijk hebben. Vaak weten vakbondsafgevaardigden niet hoe daarmee om te gaan. Met deze campagne ondersteunt het ACV iedereen die op dit terrein tot oplossingen wil komen.
Nog te vaak negeren of minimaliseren werkgevers de moeilijkheden. Als ze er zich al van bewust zijn, dan leggen ze de verantwoordelijkheid meestal bij het individu. Te vaak bekommeren ze zich niet om de gevolgen voor de psychische en fysieke gezondheid van de werknemers. Ze onderschatten de negatieve impact op de bedrijfsresultaten. Het is hoog tijd om de werkgevers te wijzen op hun verantwoordelijkheden inzake preventie.
Uit heel wat recente onderzoeken blijkt dat werknemers meer stress ervaren. 1 op 3 werknemers zegt er regelmatig last van te hebben. Om nog niet te spreken van burn-out of pesterijen. Een symptoom daarvan is absenteïsme. Dat is fel toegenomen de voorbije jaren. Samen stress aanpakken en psychosociale risico’s voorkomen is dan ook de boodschap.
Ook waar de arbeidsomstandigheden als goed worden ervaren, is meer aandacht voor psychosociale risico’s geen overbodige luxe. Ook daar moet de werkbaarheid van de jobs worden verhoogd, moet worden geanticipeerd op wijzigingen die er mogelijk aankomen, moet worden ingespeeld op de vergrijzing van het personeel of moeten inspanningen worden geleverd voor een betere gezondheid. Dit kan via een individuele en een collectieve aanpak, bijv. een opleidingsbeleid en een leeftijdsbewust personeelsbeleid.
In de Nationale Arbeidsraad hebben de werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers samen opgeroepen om vanuit het welzijns- en personeelsbeleid de preventie van psychosociale risico’s te versterken. Ze willen een concrete en eenvoudige aanpak, die toepasbaar is in alle ondernemingen. Om knelpunten snel op te sporen en erop in te grijpen, willen ze de rol van de overlegorganen (Comité PB, VA) en de hiërarchische lijn in deze gevaloriseerd zien. De ACV-campagne benadrukt de rol van de werknemersafgevaardigden in de preventie van psychosociale risico’s.
01/07/2014: Elk kind eindelijk gelijk?
Vanaf 1 juli 2014 treedt één enkel kinderbijslagstelsel in werking voor alle kinderen die recht hebben op kinderbijslag in België.
Deze nieuwe wet is het resultaat van een lang proces van harmonisering van de barema’s van werknemers en zelfstandigen en is bijna volledig geïnspireerd op de gecoördineerde wetten inzake kinderbijslag voor werknemers.
Voor de loontrekkenden verandert er niets.
Bij de zelfstandigen werd de kinderbijslag tot heden betaald aan de sociaal verzekerde, vaak de wettelijke vader. Vanaf 1 juli wordt de bijslagtrekkende (= de persoon die de kinderbijslag ontvangt) herbekeken en, in het geval van niet gescheiden ouders, wordt de kinderbijslag automatisch uitbetaald aan de moeder.
Deze nieuwe wet is het resultaat van een lang proces van harmonisering van de barema’s van werknemers en zelfstandigen en is bijna volledig geïnspireerd op de gecoördineerde wetten inzake kinderbijslag voor werknemers.
Voor de loontrekkenden verandert er niets.
Bij de zelfstandigen werd de kinderbijslag tot heden betaald aan de sociaal verzekerde, vaak de wettelijke vader. Vanaf 1 juli wordt de bijslagtrekkende (= de persoon die de kinderbijslag ontvangt) herbekeken en, in het geval van niet gescheiden ouders, wordt de kinderbijslag automatisch uitbetaald aan de moeder.
01/07/2014: De regionalisering van het arbeidsmarktbeleid vanaf 1 juli 2014
Bron: FOD
De zesde staatshervorming voorziet onder andere in de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, hetgeen inhoudt dat de bevoegdheid betreffende de patronale
bijdrageverminderingen voor doelgroepen van werknemers en de aan deze werknemers toegekende activeringsuitkeringen wordt overgedragen van de federale overheid naar de gewesten. Hierdoor worden met ingang van 1 juli 2014 de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor de doelgroepen van werknemers, die onder het toepassingsgebied van Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002 vallen, een gewestelijke bevoegdheid. De RSZPPO blijft
weliswaar na 30 juni 2014 de enige administratieve en technische operator van de
doelgroepverminderingen voor de personeelsleden van de provinciale en de plaatselijke besturen, maar de Gewesten worden vanaf deze datum bevoegd om de regelgeving vast te stellen. Vanaf 1 juli 2014 worden de gewesten bevoegd voor de volgende doelgroepverminderingen, waarvan de provinciale en plaatselijke besturen momenteel kunnen genieten en die tot en met 30 juni 2014 door de federale overheid toegekend worden:
doelgroepvermindering voor langdurig werkzoekenden die tewerkgesteld worden in het kader van:
het activaplan
een doorstromingsprogramma
de sociale inschakelingseconomie
doelgroepvermindering voor jonge werknemers;
doelgroepvermindering voor werknemers ontslagen na herstructurering in de privésector;
doelgroepvermindering voor mentoren.
Vanaf 1 juli 2014 kunnen de gewesten de bestaande federale doelgroepverminderingen afschaffen
of wijzigen alsook voor bepaalde categorieën van werknemers van provinciale of plaatselijke besturen nieuwe (gewestelijke) doelgroepverminderingen invoeren die de RSZPPO aan deze besturen zal toekennen via de DmfAPPL. De federale overheid kan na 30 juni 2014 geen nieuwe doelgroepvermindering meer invoeren en evenmin een bestaande doelgroepvermindering wijzigen. Anders dan de doelgroepverminderingen blijven de vermindering sociale maribel en de vermindering van persoonlijke socialezekerheidsbijdragen een federale bevoegdheid. De vermindering sociale maribel is (zoals de doelgroepvermindering) een vermindering van de patronale socialezekerheidsbijdragen en heeft altijd voorrang op de (gewestelijke) doelgroepvermindering.
bijdrageverminderingen voor doelgroepen van werknemers en de aan deze werknemers toegekende activeringsuitkeringen wordt overgedragen van de federale overheid naar de gewesten. Hierdoor worden met ingang van 1 juli 2014 de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor de doelgroepen van werknemers, die onder het toepassingsgebied van Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet (I) van 24 december 2002 vallen, een gewestelijke bevoegdheid. De RSZPPO blijft
weliswaar na 30 juni 2014 de enige administratieve en technische operator van de
doelgroepverminderingen voor de personeelsleden van de provinciale en de plaatselijke besturen, maar de Gewesten worden vanaf deze datum bevoegd om de regelgeving vast te stellen. Vanaf 1 juli 2014 worden de gewesten bevoegd voor de volgende doelgroepverminderingen, waarvan de provinciale en plaatselijke besturen momenteel kunnen genieten en die tot en met 30 juni 2014 door de federale overheid toegekend worden:
doelgroepvermindering voor langdurig werkzoekenden die tewerkgesteld worden in het kader van:
het activaplan
een doorstromingsprogramma
de sociale inschakelingseconomie
doelgroepvermindering voor jonge werknemers;
doelgroepvermindering voor werknemers ontslagen na herstructurering in de privésector;
doelgroepvermindering voor mentoren.
Vanaf 1 juli 2014 kunnen de gewesten de bestaande federale doelgroepverminderingen afschaffen
of wijzigen alsook voor bepaalde categorieën van werknemers van provinciale of plaatselijke besturen nieuwe (gewestelijke) doelgroepverminderingen invoeren die de RSZPPO aan deze besturen zal toekennen via de DmfAPPL. De federale overheid kan na 30 juni 2014 geen nieuwe doelgroepvermindering meer invoeren en evenmin een bestaande doelgroepvermindering wijzigen. Anders dan de doelgroepverminderingen blijven de vermindering sociale maribel en de vermindering van persoonlijke socialezekerheidsbijdragen een federale bevoegdheid. De vermindering sociale maribel is (zoals de doelgroepvermindering) een vermindering van de patronale socialezekerheidsbijdragen en heeft altijd voorrang op de (gewestelijke) doelgroepvermindering.
01/04/2014: Verplichte registratie voor iedereen actief op grote werf
Iedereen die actief is op een grote werf moet vanaf 1 april elektronisch worden geregistreerd, om zo de controle op de naleving van de sociale en fiscale wetten makkelijker te maken. Onder grote werven worden bouwplaatsen verstaan waarvan de factuur hoger ligt dan 800.000 euro plus btw. Er komt wel een ruime overgangsperiode: pas vanaf 1 oktober worden overtredingen bestraft.
01/04/2014: Ontslagen werknemers in privé kunnen ontslagmotivering vragen
In februari kwamen de sociale partners, verenigd in de Groep van 10, overeen dat ontslagen werknemers in de privésector vanaf 1 april hun werkgever om een papieren ontslagmotivering kunnen vragen. Daarnaast kan een werknemer een schadevergoeding krijgen als de arbeidsrechter oordeelt dat het om een kennelijk onredelijk ontslag gaat. Dat kan echter enkel als een werknemer een contract van onbepaalde duur heeft, al geldt de ontslagmotivering ook voor werknemers wiens contract van bepaalde duur vroegtijdig beëindigd wordt.
Chiara vindt het onredelijk dat ze ontslagen wordt en/of wenst te achterhalen waarom ze werd ontslagen
Tot nog toe had je alleen maar een bijzondere regeling voor arbeiders. Art. 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet voorzag in een bescherming tegen willekeurig ontslag. Deels als compensatie voor de belabberde opzegregeling voor de arbeiders.
Voor de bedienden was er geen bijzondere regeling. Zij konden voor de arbeidsrechtbank alleen het argument inroepen dat de werkgever misbruik pleegde van zijn recht te ontslaan. Met veel meer moeilijkheden om een fatsoenlijke schadevergoeding te bekomen. Aan dat onderscheid wordt nu paal en perk gesteld.
Voor de privésector werd hierover op 12 februari 2014 een cao afgesloten in de Nationale Arbeidsraad (cao nr. 109). Zij het wel met tijdelijk of definitief behoud van de oude beschermingsregeling tegen willekeurig ontslag voor sectoren met tijdelijk (zie profiel 2) of definitief (zie profiel 3) behoud van de verkorte opzeg voor hun arbeiders.
Toepassingsgebied
De nieuwe regeling is van toepassing op ontslagen vanaf 1 april 2014 (zie 1.).
De regeling is niet van toepassing op:
Voor de bedienden was er geen bijzondere regeling. Zij konden voor de arbeidsrechtbank alleen het argument inroepen dat de werkgever misbruik pleegde van zijn recht te ontslaan. Met veel meer moeilijkheden om een fatsoenlijke schadevergoeding te bekomen. Aan dat onderscheid wordt nu paal en perk gesteld.
Voor de privésector werd hierover op 12 februari 2014 een cao afgesloten in de Nationale Arbeidsraad (cao nr. 109). Zij het wel met tijdelijk of definitief behoud van de oude beschermingsregeling tegen willekeurig ontslag voor sectoren met tijdelijk (zie profiel 2) of definitief (zie profiel 3) behoud van de verkorte opzeg voor hun arbeiders.
Toepassingsgebied
De nieuwe regeling is van toepassing op ontslagen vanaf 1 april 2014 (zie 1.).
De regeling is niet van toepassing op:
- studentencontracten;
De nieuwe regeling is niet van toepassing op ontslagen van arbeiders op de bouwwerven met definitief behoud van verkorte opzeg (zie 2.) Voor arbeiders met tijdelijk behoud (tot 31 december 2017) van de verkorte opzeg zal ze maar van toepassing zijn vanaf 1 januari 2016 (zie 3.)
De cao geldt slechts voor de privésector, met enkel nog een kleine uitbreiding naar de arbeiders en bedienden in het vrij onderwijs en overheidsinstellingen als De Lijn, MIVB, VITO en BIAC. Voor de rest van overheid en onderwijs moet er nog een aangepaste regeling komen, bij wet (zie 4).
1. Algemene regeling
Wens je de concrete redenen te weten die tot je ontslag hebben geleid, dan moet je dit per aangetekende brief vragen aan je werkgever. Hiervoor krijg je tot 2 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst de tijd. Wanneer je een opzegtermijn moet presteren, dan wordt dit beperkt tot 6 maanden na de betekening van de opzeg. Moet je een opzegtermijn presteren van 26 weken (= 6 maanden) of langer, dan moet je dus reeds tijdens de opzegtermijn naar de redenen van het ontslag vragen.
Antwoordt je werkgever niet of met een nietszeggend antwoord op de vraag om het ontslag te motiveren, dan moet de werkgever je hiervoor een boete van 2 weken loon betalen.
Kennelijk onredelijk ontslag
Blijft het antwoord van je werkgever uit of voldoet dit niet, dan kan er sprake zijn van een kennelijk onredelijk ontslag. Dit is een ontslag dat geen verband houdt met het gedrag of de geschiktheid van de werknemer of de noodwendigheden van de onderneming. Er is enkel sprake van een kennelijk onredelijk ontslag indien een normale en redelijke werkgever nooit een dergelijke ontslagbeslissing zou genomen hebben.
Indien het tot een betwisting komt voor de rechtbank, is het uitermate belangrijk om over voldoende elementen te beschikken om de rechter te overtuigen dat het ontslag effectief kennelijk onredelijk was. De cao nr. 109 voorziet in een verdeling van de bewijslast, maar enkel voor zover je zelf naar de redenen van het ontslag hebt gevraagd. Het is dus uitermate belangrijk dit tijdig, bij aangetekende brief te doen.
Beslist de rechter dat het ontslag kennelijk onredelijk was, dan legt deze, naargelang de ernst van de onredelijkheid, een vergoeding vast van 3 à 17 weken loon, desgevallend te cumuleren met de bovenvermelde boete van 2 weken loon. Beide vergoedingen zijn zonder RSZ-
2. Arbeiders op de bouwwerven
Voor de arbeiders op de bouwwerven met definitief behoud van de verkorte opzeg blijft de gekende regeling voor willekeurig ontslag voor onbepaalde duur verder gelden. Stelt de rechter vast dat het ontslag willekeurig was, dan is er recht op een vergoeding van 6 maanden loon. De bewijslast om aan te tonen dat het ontslag niet willekeurig was, blijft volledig bij de werkgever. Aangezien deze voordeligere regeling van toepassing blijft, zijn de nieuwe bepalingen inzake kennelijk onredelijk ontslag niet van toepassing.
3. Arbeiders met tijdelijk behoud van de verkorte opzeg
Voor de arbeiders met tijdelijk behoud van de verkorte opzeg, blijft tot 31 december 2015 de gekende bescherming tegen willekeuring ontslag onverkort gelden. De algemene regeling zoals hierboven beschreven is dus pas vanaf 1 januari 2016 van toepassing. Tot dan blijft de rechter gehouden de regels inzake willekeurig ontslag toe te passen, met de sanctie van 6 maanden loon.
01/04/2014: Gerechtelijk landschap wordt hervormd
Het gerechtelijk landschap zal op 1 april grondig worden hertekend. De opvallendste wijziging houdt in dat het aantal gerechtelijke arrondissementen beperkt wordt. Door de hervorming zal het aantal arrondissementen namelijk dalen van de huidige 27 naar 12. De nieuwe arrondissementen zullen grotendeels samenvallen met de provincies. Daarnaast komt er nog een tweetalig arrondissement in Brussel en een Duitstalig in Eupen. Een andere bijzonderheid is dat het arrondissementen Henegouwen twee procureurs des konings krijgt. De hertekening zal geen grote gevolgen hebben voor de burger. Hij zal zich nog altijd naar hetzelfde justitiepaleis moeten begeven.
01/04/2014: Laagste lonen houden iets meer over
Doordat de fiscale werkbonus op 1 april opgetrokken wordt, houden de laagste inkomens vanaf 1 april iets meer over. Nog tot eind maart bedraagt die bonus 8,95 procent, maar op 1 april wordt dat 14,4 procent. Bedoeling van die werkbonus is het verschil met de werkloosheidsuitkering groter te maken. Hoe hoger het loon, hoe kleiner de werkbonus.
01/04/2014: Btw op elektriciteit verlaagd van 21 naar 6 procent
De btw op elektriciteit daalt voor particulieren vanaf 1 april, van 21 procent naar 6 procent. Voor professionele klanten blijft het btw-percentage op 21 procent liggen. Die verlaging blijft minstens tot eind december 2015 gelden. De maatregel maakte deel uit van het relancepakket waarover de regering in januari besliste.
Maaltijdcheques voortaan 1 jaar geldig
Maaltijdcheques zijn voor veel werknemers een interessant extraatje bovenop het loon. Ze zijn immers vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdrage (RSZ), en zijn ook fiscaal interessant. Wel moet een aantal voorwaarden dan vervuld zijn. Zo mocht tot nu toe de geldigheidsduur van een maaltijdcheque slechts drie maanden bedragen. Nu gaat de geldigheid van 3 naar 12 maanden.
Daar komt nu verandering in. Door de eerder korte geldigheidsduur bleven immers jaarlijks een enorme hoeveelheid aan maaltijdcheques onuitgegeven. Die vervallen (of verloren) maaltijdcheques leverden de uitgevers ervan, Sodexo en Edenred, miljoenenwinst op. Onder meer daarom trekt men nu de geldigheid op van drie naar twaalf maanden. Vervaldatum op de cheque is doorslaggevend. Vanaf 11 augustus treedt de regel in werking.
Veranderingen wettelijke pensioenen
De programmawet van 22 juni 2012 wijzigingen belangrijke zaken, ondermeer de regeling van de aanvullende pensioenen van de 2e pijler.
Deze nieuwe bijdrage of de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage van 1,5 %, die de naam ‘Wyninckx-
De overgangsregeling:
De werkgevers (en sectorale partners) of rechtspersonen moeten voortaan een bijzondere sociale bijdrage van 1,5 % betalen op de bijdragen en/of premies die worden gestort in het kader van een collectieve aanvullende pensioentoezegging ten gunste van werknemers.
Deze bijdrage is verschuldigd wanneer het totaal jaarbedrag van deze (werkgevers-
Het bedrag van de bijdrage wordt berekend in verhouding tot deze overschrijding.
Onderbrekingsuitkeringen RVA nu electronisch!
Vanaf 1 augustus 2012 kunnen de aanvragen voor een RVA-
De werknemer moet de nodige bewijzen/attesten (zoals geboorte-
Bijdrage bij tijdelijke werkloosheid
responsabiliseringsbijdrage bij tijdelijke werkloosheid
De NAR is van mening dat het stelsel van responsabilisering van toepassing moet zijn op alle sectoren. De bouwsector, die al een eigen systeem heeft, kan kiezen of ze haar eigen systeem behoudt of mee instapt in het algemene stelsel.
Het stelsel van responsabilisering wordt beperkt tot de economische werkloosheid voor arbeiders. Er worden progressieve forfaitaire bedragen ingevoerd die toegepast worden op individuele grenzen per werknemer en per kalenderjaar.
Het gaat om volgende forfaitaire bedragen:
Bijdrage bij tijdelijke werkloosheid
Dagen economische werkloosheid per kalenderjaar Bijdragen per dag in euro
Tot 110 0
111 tot 130 20
131 tot 150 40
151 tot 170 60
171 tot 200 80
201 en meer 100
Jobstudent vanaf 2012
Mag ik als student werken met een uitzendcontract ?
Veel jobstudenten vinden tegenwoordig de weg naar de arbeidsmarkt via een uitzendkantoor. In bepaalde studentensteden zijn er zelfs uitzendkantoren die zich enkel op studenten richten. Uitzendkantoren gebruiken vaak het woord ‘werkstudent’, terwijl ze eigenlijk hiermee ‘jobstudenten’ bedoelen. Laat je dus niet in verwarring brengen.
Het is perfect mogelijk en wettelijk voor een student om als uitzendkracht te werken.
Je kan zelfs werken met een studentenovereenkomst bij verschillende uitzendkantoren. In dat geval wordt de student beschouwd als uitzendkracht en zijn de wettelijke bepalingen i.v.m. uitzendarbeid van toepassing.
Studentenarbeid verrichten via een uitzendkantoor biedt zeker een aantal voordelen.
Het belangrijkste is ongetwijfeld dat de jobstudent zelf niet meer naar een job moet zoeken, maar dat het uitzendkantoor dit in zijn/haar plaats doet. Voor jobstudenten is dit dan ook een gemakkelijke manier om een vakantiejob of een bijverdienste tijdens het jaar te bemachtigen.
Alhoewel veel interimkantoren jobstudenten correct behandelen willen wij je toch waarschuwen voor een aantal misbruiken:
De uitzendsector werkt meestal met dag-
Hierdoor hebben uitzend-
Slecht weer kan bijvoorbeeld een reden zijn om het contract niet te vernieuwen. Uitzendkantoren mogen geen opeenvolgende dagcontracten meer aanbieden, tenzij de aard van het werk dit rechtvaardigt.
Indien er toch opeenvolgende contracten worden aangeboden, dan neem je best contact op met het ACV.
*Tenzij anders wordt overeengekomen, worden de eerste 3 dagen van het eerste uitzendcontract als proefperiode beschouwd.
Het is verboden om aan een overeenkomst een nieuwe proefperiode toe te voegen in geval van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor dezelfde functie, dezelfde werkpost, bij dezelfde gebruiker.
*Betaalde feestdagen en gewaarborgd loon bij ziekte zijn rechten waar uitzendkantoren soms een loopje mee nemen.
Je hebt in bepaalde gevallen zelfs recht op de betaling van feestdagen die zich voordoen na het einde van het contract.
Je houdt dit best goed in de gaten want deze wetgeving wordt als eens omzeild.
*Bij problemen met de werkgever waar je als uitzendkracht werkt, is het de taak van de werkgever (het uitzendkantoor) om bij ‘ontslag’ onmiddellijk een andere uitzend-
50-
Jobstudenten hebben, anders dan "gewone" uitzendkrachten, recht op een verminderde RSZ-
Vanaf 01/12/2012,de duur van deze tewerkstelling met verminderde RSZ-
Elke student krijgt een individuele teller die oploopt tot 50 dagen per burgerlijke jaar.
Deze teller is nieuw en kan je consulteren via www.acv-
Op alle ACV-
Gedurende 50 dagen kan je dus werken met afhouding op je wedde van de nieuwe solidariteitsbijdrage 8.13% (waarvan voor student 2.71 % en werkgever neemt 5,42 % voor zijn rekening).
Om hiervoor in aanmerking te komen vanaf 1 januari 2012 tellen volgende voorwaarden :
*je werkt met een arbeidsovereenkomst voor studenten (of zogenaamde studentencontract)
*jouw tewerkstelling als student is beperkt tot 50 arbeidsdagen van een kalenderjaar
*jouw tewerkstelling als student is enkel toegestaan als je dit niet doet wanneer je verplicht aanwezig moet zijn op school, universiteit of instelling
Langer dan 50 dagen werken in één kalenderjaar is ook mogelijk.
In dat geval moeten de studenten zijn werkgever de gewone RSZ-
Daardoor geniet je echter ook van dezelfde sociale voordelen als gewone uitzendkrachten (betaald verlof, eindejaarspremie, enz.).
Syndicaal aandachtspunt:
Meer informatie over de "klassieke" studentenarbeid regeling of andere informaties over de jobstudenten vind je op www.acv-
Geboorteverlof voor meemoeders
Meemoeders hebben sinds eind mei 2011 recht op "vaderschapsverlof" van 10 dagen.
Dat voortaan de naam "geboorteverlof" meekrijgt. De meemoeder, de vrouwelijke partner van de biologische moeder, heeft het recht onder de zelfde voorwaarden als een mannelijke werknemer om 10 vrij te kiezen dagen in een periode van 4 maanden vanaf de dag van de bevalling.
Voor de eerste 3 dagen verlofdagen krijgt de werknemer het loon doorbetaald door de werkgever (klein verlet), voor de overige 7 dagen krijgt men een uitkering van het ziekenfonds van 82% van het begrensd brutoloon. De meemoeder moet hiervoor gehuwd zijn, wettelijk samenwonen of tenminste 3 jaar samenwonen met de biologische moeder. Bij adoptie van het kind achteraf door de meemoeder wordt het geboorteverlof in mindering gebracht van het adoptieverlof.
Versoepeling ouderschapsverlof
Ouderschapsverlof opneembaar tot het kind 12 jaar is, behalve als het kind gehandicapt is. Dan mag de het ouderschapsverlof worden opgenomen tot de grens van 21 jaar.
In de NAR zijn momenteel besprekingen bezig om de Europese kaderovereenkomst om te zetten in Belgische regelgeving. Hierbij zou een versoepeling mogelijk zijn op het voltijds opnemen van ouderschapsverlof, daarbij zou men 4 maanden recht hebben ipv van de huidige 3 maanden. De uitbreiding zou uiterlijk vanaf maart 2012 in werking moeten treden!
Ecocheques aangepast
Het interprofessioneel Akkoord 2009 – 2010 voerde in 2009 het systeem van ecocheques in. De Nationale Arbeidsraad heeft een eerste evaluatie gemaakt van het systeem en hieruit blijkt dat het een relatief succes kende in de sectorale onderhandelingen. In 2009 hebben 60.000 bedrijven ecocheques besteld en 850.000 werknemers hebben ecocheques ontvangen.
In het begin was er wel wat onduidelijkheid over wat je met ecocheques kon kopen, handelaars klaagden over de hoge kostprijs, en vooral, er was amper controle op de producten die je ermee kon kopen. Ook niet-
De uitgiftebedrijven (Sodexo en Edenred) gaan beter toekijken op een correct gebruik van de lijst van toegestane producten door handelaars en winkelketens. Dit moet misbruiken inperken.
Ook de lijst van producten en diensten die je kan betalen met ecocheques werd verduidelijkt. Belangrijke nieuwkomers op de lijst zijn elektrische scooters, reizen met autocars, ventilatiesystemen, compost en compostbakken, en op aandringen van het ACV ook biologische land-
De wijzigingen gaan in vanaf 1 januari 2011 en gelden voor alle ecocheques, dus ook de ecocheques die al uitgeven werden.
Nieuwe regels voor tijdkrediet
In de Nationale Arbeidsraad (NAR) werd de nieuwe cao tijdkrediet (cao 103) afgesloten. Deze nieuwe CAO was nodig omwille van de besparingen die de regering in het stelsel van tijdkrediet en loopbaanvermindering doorvoerde. Het ACV kon via deze CAO ook een aantal verbetering toevoegen!